Arm zijn is niet interessant, daar zijn alle armen het
mee eens. Men begrijpt hen, want niemand wil arm
zijn. Het Rijk der hemelen bezitten is wel interessant
Maar alleen de armen bezitten het (Madeleine Delbrêl,
La joie de croire).

Op 7 januari 2019 zal het 175 jaar geleden zijn dat
Bernadette werd geboren; op 9 januari werd zij
gedoopt. Op 16 april gedenken we dan de 140e
verjaardag van haar sterven.

In Lourdes zullen wij ook een andere heilige niet vergeten, Benoît-Joseph Labre, de heilige bedelaar,
patroonheilige van de pelgrims, van de daklozen en van de Hospitaliteit van O.L.Vrouw van Lourdes.

Wij willen geen levensstijl verheerlijken die alleen naar ondergaan ongeluk verwijst, of een
bijzondere genade tot vlees en bloed maakt. “Arm zijn is niet interessant…”

Wij willen evenmin het woord van de armen idealiseren: hun getuigenis biedt ons een echo van het
Evangelie; maar wij kunnen blijven steken in een bewondering zonder gevolg, zonder echte
verandering, zonder bekering van het hart en van het leven.

Wij willen veeleer een weg naar Pasen volgen, zoals Maria het aan Bernadette heeft voorgesteld:
sterven aan het oude leven om het ware Leven, het ware Geluk, te vinden. Er moet natuurlijk
geluisterd worden, maar ook het engagement is nodig. Een pelgrim kan niet thuiskomen zoals hij was
vertrokken. Dat veronderstelt dat hij zich beetje bij beetje laat onthechten, vrijmaken, verarmen, om
zich open te stellen voor de rijkdom van Gods gave. Bernadette was niet aan het moraliseren, toen zij
haar oproep tot de familie deed: “Ik hoop dat zij zich niet gaan verrijken!” Zij opende voor hen de
horizon die ze zelf in de Grot bewonderend had ontdekt, die andere wereld, die alleen maar ons
jawoord nodig heeft om ons pantser te breken, en zich in Gods zon te ontplooien.

De materiële armoede brengt in deze tijd hele volkeren in beweging. De geestelijke armoede leidt
jongeren tot de keuze voor de dood. De ondergane ellende is vernederend en ontmenselijkend. Maar
de rijkdom die het delen weigert degradeert en bederft ons. Het Evangelie roept niet op tot sociale
revolutie, maar keert radicaal de harten om. De meester maakt zich tot slaaf en wast de voeten van
de armsten. Het is geen gewone ommekeer van de situatie, maar de twee ontdekken dat zij broers
zijn, door eenzelfde Vader bemind, door eenzelfde geest bezield.

Lourdes heeft van bij het begin deze revolutie van de harten verwekt. “Rijken” gaan de brancards van
de armen dragen en noemen hen “onze heren de zieken”. Maar wij weten het ook, heel vlug en zelfs in caritatieve instellingen, gaan wij onze rechten en privileges opeisen. Laat ons niet dromen, maar
het geluk van het beloofde Rijk verwelkomen, ons al gegeven in een broederlijke ontmoeting, in een
wederkerige blik, in de vreugde van een uitgestoken hand. Laten wij begrijpen dat wij zelfs in de
moeilijke situaties recht hebben op dat deel geluk. En dat dit geluk kan vermenigvuldigd worden en
groeien, indien wij binnentreden in de genade van de verschijning van Maria aan Bernadette; deze
ontmoeting doet ons het onvoorwaardelijke respect voor elke mens beleven in het licht van de Geest
die ons zijn levenskracht wil meedelen. Laat ons niet dromen, maar ons doordringen van de ontdekte
vreugde, ons omkeren, zodat oases van barmhartigheid worden opgewekt, die de kapel zijn welke
Maria heeft gevraagd, deze kleine families of broederschappen die de wereld in ons en rondom ons
zullen vernieuwen.

Wij hopen in Lourdes zelf ook een doorleefd teken van solidariteit te kunnen stellen, een gebaar dat
ons vervolgens inspireert voor het dagdagelijkse leven terug
thuis.

De weg van Bernadette, door Maria getrokken

De weg van het Evangelie, langs de ellende, het kwaad en de modder aan de armen verkondigd

De weg van een geluk, met de smaak van de bron, dat moet gedeeld worden

Deelname aan het leven van Jezus zelf, die arm werd om ons met zijn armoede te verrijken.

Armoede en rijkdom van  Bernadette

Bernadette kende rechtstreeks en onrechtstreeks vele vormen van armoede : fysisch, materieel,
intellectueel, sociaal… Zij had te maken met onbegrip en misprijzen.
Zij helpt ons de leegte te verstaan en te aanvaarden, van de harten die geen enkele zin in het leven
kunnen vinden en de bekoring van de zelfdoding kennen, de morele en religieuze leegte, “de ellende
van de geest”.

Zij genoot van een dubbele rijkdom, de liefde en het gebed in het gezin, en later in de gemeenschap.
Dat geluk wilde zij met de armen delen: “Ik houd veel van de armen, ik verzorg graag de zieken: ik zal
bij de zusters van Nevers blijven.”

Bernadette heeft het ware geluk gekend: “Oh, nee, Bernadette, je bent niet arm; je bent gelukkig, ja,
gelukkig!”
(Mgr. Thibault)

Wij stellen ons vragen over die paradoxale band tussen armoede en geluk. Wij worden daarbij
geholpen door die andere heilige van Lourdes, de patroonheilige van de Hospitaliteit, Benoît-Joseph
Labre, de heilige bedelaar. Hij werd in 1881 heilig verklaard, in een tijd waarin men dacht dat de
materiële vooruitgang en de geneeskunde er zouden in slagen een model van mens zijn te
ontwikkelen, definitief bevrijd van de ellende. Het was een schandaal een armoedzaaier tot
voorbeeld te zien gesteld gesteld!

“God verwacht u elders”. Met deze woorden zag Benoît Labre (1748-1783), zoon van bewoners van
het platteland in Amettes (Pas-de-Calais), zich meerdere keren voor het monastieke leven afgewezen. En zo gaat hij op weg, 21 jaar is hij dan, van heiligdom naar heiligdom, de reiszak op de
schouder en het kruis om de nek.

Hij doet 30.000 km, onder meer naar Compostela, Loreto en Rome. Hij is de weg opgegaan om te
weten wat God van hem verwacht, en hij heeft begrepen – in de overgave en de onthechting – dat
zijn roeping juist was pelgrim te zijn.

In Rome woonde hij in de boog nr. 43 van het Coliseum! Kort voor Pasen 1783 vond men hem
bewusteloos op de trappen van de kerk van de Madonna del Monti, niet ver van daar. Een buurman
nam hem op in zijn huis, en daar stierf hij op woensdag 16 april, 35 jaar zoals Bernadette!

Hij had zijn plaats niet willen afstaan voor al het goud van de wereld, net zoals Moeder Teresa ten
allen prijze zich bleef inzetten voor alle weggeworpen menselijkheid die zij diende. Zij deed het
vanuit haar liefde voor Jezus! Daar ligt een geheim dat we moeten uitdiepen. “Die arme die alles
ontbeert, lijkt alles te bezitten wat hij zocht, en wij vragen aan hem het geheim van zijn vreugde.”

Maria kent dat geheim en deelt het: zij is leeg van zichzelf om alleen vervuld te zijn van de genade,
van de aanwezigheid vol genade van God die zich geeft. Maria ontvangt alles en houdt niets voor
zichzelf. Zij keert de vervloeking van de armoede om door er de plek van te maken waar God zich
geeft. Hij, de dienaar, in staat zich te vernederen om hen die hij bemint te ontmoeten, heeft zich
herkent in de nederigheid van de dienares. Hij komt haar tegemoet in het diepst van haar bestaan en
beleeft in haar de pure vreugde van de gave.

“De goede boodschap wordt aan de armen verkondigd” (Lc 7, 22)

Het is het laatste woord van Jezus aan de gezondenen door Johannes de Doper om Hem te
ondervragen over de realiteit van zijn zending: “Bent U het die komen zou, of hebben we een ander te
verwachten?”
Genezingen, zelfs doden die opstaan lopen uit op de zekerheid dat de armen zijn
bezocht door de blije verkondiging van het heil. Zij zijn het die het Rijk der hemelen bezitten, die het
hart van God bezitten.

Daarin ligt het geheim van het geluk, en Bernadette openbaart het ons door in zijn licht te leven. De
verschijning in de nis van de Grot stelt haar in staat verder te kijken dan een eenvoudige blik op het
uiterlijke van het leven: haar marginale situatie, het ontbreken van alle onderwijs, de eerste
communie die ze nog niet ontving; maar er is iemand die zich aan haar interesseert en haar eigen
beeld toont, zoals God het ziet: “Hij heeft neergezien op zijn eenvoudige dienstmaagd”. Het was een
“even jong en klein meisje zoals ik”, ze zei “u” tegen mij.

Bernadette bestaat voor iemand. Haar doodgewone leven, bestaande uit armoede en liefde, stelt
haar in staat een geluk te ervaren dat de Hemel interesseert. In de nis van een duistere grot, zelfs in
het cachot hoort en ziet zij, en zij zal niet meer kunnen zeggen dat ze niets heeft gezien of gehoord.
Zij beleeft de ervaring van de eerste apostelen, de getuigen van het nieuwe leven van de Verrezene
(Hand 4, 20).

“Zij verlieten het Sanhedrin, blij dat ze waardig bevonden waren om vanwege de Naam van Jezus
smadelijk behandeld te worden”
(Hand 5, 41). De ondervragingen, de gevangenis zelfs, kunnen
Bernadette niet meer afschrikken, zoals zij ook de apostelen geen angst meer inboezemden,
nochtans vroeger in staat te ontkennen, te laten vallen en te verraden. “Ikzelf leef niet meer, Christus
leeft in mij”
(Gal 2, 20). De Blijde Boodschap bestaat niet uit een verworven overtuiging, maar uit een
aanwezigheid, “meer intiem met mij dan ikzelf”.

Bernadette blijft zichzelf, zij geniet geen enkele voorkeursbehandeling. Zij zal vaak behandeld
worden als een “kleine zottin” en als “tot niets in staat”. Dat tast haar vertrouwen niet aan, zij erkent
het zelf: “Het is omdat ik het minst wist dat de heilige Maagd mij heeft uitgekozen”. Zij aanvaardt het
beeld dat de overste van haar schetst voor de bisschop van Nevers bij het geven van de taken. Men
zal zuster Marie-Bernard in het hoofdhuis houden, en zij moet dat niet als een privilege zien; zij
aanvaardt het ten volle: “Ik had het u toch gezegd, Monseigneur, dat ik voor niets goed ben!”

 

“Ja, juffrouw, Bernadette is maar dat” antwoordt zij aan een nieuwe zuster vol verwondering
wanneer deze haar ziet. “Er waren zoveel jonge zusters voor wie ik mij eerder op de knieën zou
hebben gezet dan voor Bernadette.”
Heiligheid heeft niets met het uiterlijke te maken. Men moet
naar het hart kijken, men moet in staat zijn zijn eigen hart te openen.

Men moet zich open stellen voor het geluk van God, Hij die zijn vreugde vindt in het gelukkig maken
van zijn schepsel, die het zoekt wanneer het verloren is, die het zijn Adem, zijn Leven wil inblazen. Zo
herkent Hij de de ziel van de arme die gericht staat op Hem van wie hij afhangt. God openbaart zich
door zich te geven. “Wat zou u doen, vroeg zijn biechtvader aan Benoît-Joseph om hem op de proef
te stellen, indien een engel u zei dat u verdoemd bent? – Dan nog zou ik in de Barmhartigheid
vertrouwen stellen.”
Vertrouwen op God, die alleen maar kan beminnen en zich geven, gedeeld
vertrouwen met de armen in hun nood bemind te worden: het geloof en de liefde vallen samen in
eenzelfde handelen, eenzelfde waarheid. Zo beleven wij de grootste bedevaart, die ons doet de stap
zetten van de vrees naar de liefde. God is mijn Vader, Jezus is mijn broer, herkend in de kleinsten.

Bernadette zal haar geluk en haar roeping vinden in de dienst aan de armsten. Daarom kiest ze ook
voor de congregatie van de Zusters van Liefde van Nevers. Zij begrijpt dat de Heer die haar heeft
bezocht zich nu aan haar toont in de armsten. “Hoe afstotelijker de arme is, hoe meer men hem moet
beminnen.”
Dat is het geluk van de andere wereld, in staat de schijnbare lelijkheid te transformeren
door een kus uit liefde.

“Zeg niet: Ik ben veel te jong! Ga naar iedereen tot wie Ik u zend”(Jeremia 1, 7)

“Zelfs arm kan men een zending ontvangen en dienaar van het Evangelie worden.” Dat is de
overtuiging van de bedevaart Siloé naar Rome, geïnspireerd door de priester Joseph Wrezinski. En de
Paus heeft aan deze armen een opdracht gegeven: “Ik wil u een gunst vragen, meer dan een gunst
zelfs, een taak: een opdracht die u alleen, in uw armoede, kunt vervullen. Ik legt het uit: Jezus is soms
heel streng geweest en heeft de mensen die de boodschap van de Vader niet aannamen, streng
berispt. En zoals Hij dat mooie woord “Zalig de armen” heeft gezegd tot degenen die honger lijden,
die wenen, die worden gehaat en vervolgd, zo heeft Hij een ander gezegd dat angst schept! Hij heeft
gezegd “Wee u!” Hij zei het tot de rijken, tot hen die afstoten, tot hen die nu lachen, tot hen die graag
geloofd worden (zie Lc 6, 24-26), tot de hypocrieten (zie Mt 23, 15 en volgende). Ik geef u de opdracht
om voor hen te bidden, opdat de Heer hun hart zou veranderen” (6 juli 2016).£

Bernadette wordt niet alleen met het nodige respect benaderd, zij wordt ook belast met een
“commissie” voor de priesters, een beetje zoals de heilige vrouwen bij het lege graf door de verrezen
Jezus naar de apostelen worden gezonden. “Ga aan de priesters zeggen dat men hier een kapel moet
bouwen, en dat men er in processie naartoe moet komen.”
De vrouwen komen de weg openen voor
de bouw van de Kerk, zij blijven de ingeslapen mannen wakker maken, zij zijn de bewaaksters van de
kracht van het leven, altijd klaar om op te springen.

De zending is geen propaganda, maar een geboorte. De armen hebben alleen maar hun leven om te
delen. En de ontmoeting met de armen kan ons helpen de spirituele leemte op te vullen die velen
vandaag ervaren. “Hebt u het moeilijk, vind dan iemand die moet getroost worden.” Zo wekt Moeder
Teresa een nieuw elan in de vermoeide harten. En abbé Pierre rekruteert een eerste gezel voor
Emmaüs door een jongere die wilde zelfmoord plegen te vragen hem eerst te helpen een matras
naar een arme te brengen.
“Dat is het wonder van de armoede! Ja, de rijken waren vreemdelingen, maar de dienst aan de armen
naturaliseert hen”
(Bossuet, Sermoen voor de zondag Septuagesima, nr. 2). Vanaf dat moment
kenden de bedevaarten een toevloed van deze mensen ten laste, en kregen zij een ondenkbare
uitbreiding. Niet alleen de dienst aan hen, maar zelfs al de meest eenvoudige ontmoeting met een
armere opent al de blik en het hart voor iets anders dan de schijn, en laat door die ontmoetingen van
hart tot hart de vreugde geboren worden.

“Je weet niets, maar je begrijpt alles.” Arm zijn is niet genoeg maar wel nodig: “De rijken zitten vol
lasten, daarom verdrinken ze”
(uit een gespreksronde met mensen van de straat).

“Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen
en onthuld hebt aan eenvoudigen”
(Mt 11, 25; Lc 10, 21). De “armen” begrijpen het Evangelie van
binnenuit! Wij kunnen de voorbereiding van de bedevaart inzetten met mensen die in armoede
leven. Geëngageerde groepen uit uw buurtkunnen zeker een basistekst aanreiken, vertrekkend
vanuit een bezinning op Lucas 6 (zie bijlage).

Maria heeft voor ons aan Bernadette de weg van het ware geluk getoond. Zij kon aan de zondaars de
liefde openbaren waarmee ze worden bemind. “Omdat u een zondaar bent, zal ik u de glimlacht van
de heilige Maagd imiteren.”
Het gaat er niet alleen om vriendelijk te zijn, maar om de inzet van de
ontmoeting te begrijpen. Jezus heeft gezegd “Zalig de armen”; maar Hij voegt er bij Lucas direct aan
toe: “Maar wee jullie, rijken, je hebt je troost al binnen. Wee jullie die nu voldaan zijn, je zult honger
hebben!… “
Bij Matteüs begint Jezus predicatie met de Zaligsprekingen en eindigt zij in hoofdstuk 23
met een reeks “vervloekingen” die bedoeld zijn voor de “hypocriete Schriftgeleerden en Farizeeën”!

Maria leidt Bernadette naar de keuze tussen het leven en de dood, de zegen of de vloek. “Kies het
leven, dan zult u met uw nakomelingen het leven bezitten”
(Deuteronomium 30, 19). Maria gebruikt
een moederlijke pedagogie, die Bernadette doet verlangen “arm te blijven”, om het geluk van God te
beleven en te delen.

“Een arme Kerk, voor de armen”: dat is het grote verlangen van paus Franciscus. Omdat zij van een
andere rijkdom getuigt, die alleen de armen kunnen kennen. Onze armoede delen, dat kan ons echt
verrijken! Laat ons vooral dat delen aanvaarden, de broederlijkheid kan niet aan anderen worden
uitbesteed!

En laat ons aanvaarden zelf arm te zijn, die nood hebben aan hulp, nood aan bemind worden. Wij
bestaan als een vrucht van de barmhartigheid.

Door het modderige water aan haar lippen te brengen is het alsof Bernadette aanvaardt één te zijn
met de ellende van de wereld
. Alsof zij deze verwelkomt. Maar wetend, wel te verstaan, dat het
opwellende water van God komt, en dat het dank zij God is dat zij zonder vrees haar mond kan laten
naderen tot wat vuil is (P. Etienne Grieu, Servons la fraternité). Vanaf dan gebeuren genezingen.

Wij zouden in Lourdes in 2019 het gebaar kunnen hernemen dat de bijeenkomst van Diaconie enkele
jaren geleden heeft voorgesteld: de handen in de modder steken en ze samen gaan wassen met het
water van de Grot. De ellende van de wereld in ons leven laten binnendringen, onze ellende erkennen en ons door elkaar laten reinigen. Een gebaar dat ons kan helpen om de biecht en haar
gemeenschapsdimensie te begrijpen.

“Heer Jezus, U bent arm“

Bernadette is gelukkig, en wij met haar, in de wereld van Jezus, de wereld van God. De Oosterse
christenen zeggen: “Onze sociale leer is de Drie-eenheid.” Elke persoon vertrouwt zich aan de andere
toe, volledig, en krijgt zijn leven van de andere. Wij worden uit de Barmhartigheid opnieuw geboren.
Wij zijn geënt op het leven van Jezus als de Zoon, dat voor de eeuwigheid vanuit de tederheid van de
Vader wordt ontvangen. Hij is de Arme die ontvangt en dank zegt.

Op die manier wordt de christen door zijn doopsel het kind dat niet zichzelf maakt, maar met dank
het leven aanvaardt dat hem wordt toevertrouwd. Hij is de arme die afhangt van de gave die hem is
gedaan. De christen ziet en imiteert Jezus, de eerstgeborene. De situatie als kind, als arme is niet
eerst een biologische of sociale situatie, maar een gave en een oproep van de Geest. Paus Franciscus
drukt het zo uit in zijn Boodschap voor de 1e Werelddag van de Armen: “Vergeten we niet dat voor
de leerlingen van Christus de armoede vooreerst een roeping is om de arme Jezus te volgen. Het is een
weg in zijn spoor en met Hem, een weg die leidt naar de zaligspreking van het Rijk van God”
(zie Mt 5,
3; Lc 6, 20).

“U kent de liefde die onze Heer Jezus Christus u heeft betoond; omwille van u is Hij arm geworden,
terwijl Hij rijk was, opdat u rijk zou worden door zijn armoede”
(2 Kor 8, 9).

En voor zijn ontmoeting van 19 november 2017 vervolgt de paus in zijn homilie: “Alles wat je voor één
van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan” (Mt 25, 40). Deze minste
broers, die zijn voorkeur dragen, zijn de hongerige en de zieke, de vreemdeling en de gevangene, de
arme en de verlatene, degene die lijdt zonder hulp en degene die in nood is en uitgesloten werd. Ook
al zijn de gezichten door de pijnen gesloten, wij kunnen er zijn woorden zien op afgedrukt: “Dit is mijn
lichaam” (Mt 26, 26). In de arme klopt Jezus op de poort van ons hart en Hij vraagt ons als een
hongerige om liefde. Wanneer wij de onverschilligheid overwinnen en ons in de naam van Jezus
inzetten voor de minste broeders, dan worden wij zijn vrienden en getrouwen met wie Hij graag
omgaat.

Het is in de armen dat Jezus zijn aanwezigheid toont, dat Hij als rijke zich arm heeft gemaakt (zie 2
Kor 8, 9). Daarom steekt in hen een “heilzame kracht”. Al tellen zij in de ogen van de wereld niet mee,
hebben zij weinig waarde, toch zijn zij het die voor ons de weg naar de hemel openen, zijn zij “onze
paspoorten voor het paradijs”. Het is voor ons een evangelische plicht voor hen zorg te dragen – zij
zijn onze echte rijkdom – en dat niet alleen door brood te geven, maar ook met hen het brood van het
Woord te breken, waarvan zij de meest natuurlijke bestemmelingen zijn. De arme beminnen is
vechten tegen alle vormen van geestelijke en materiële armoede.

Jezus is de Verlosser, Hij wil heel de mens tegemoetkomen, in het diepst van zijn hart, het centrum
van waaruit alle scheppende werk mogelijk wordt. De genezingen zijn alleen maar tekenen van een
oneindig grotere gave, die oproept tot het afwijzen van de zelfredzaamheid. De kleinen, die wij ook
zijn, hebben nood aan geloof en hoop. Madeleine Delbrêl zegt ook nog: “Men heeft het geloof van de
kleinen vergeten. De kleinen werden aan hun lot overgelaten, alleen, met de groei van hun menselijke
geest, alleen in een universum, waar men met halve waarheden leugens opbouwt. Het kapitalisme
heeft zijn proletariaat, maar de waarheid ook.”

“Het is die kennis, exclusief nuttigheid geworden, en alleen nuttigheid voor een beperkte definitie van
het geluk, die voor mij de ellende van de geest is.”
De enige vraag die ons al te vaak interesseert is
deze: “Tot wat dient het?” Wij hebben de band doorgeknipt tussen het welzijn en de mystiek. En het
is onder de lompen van een bedelaar of op het gezicht van een ziek kind dat wij de vreugde
terugvinden. Alleen die vreugde laat ons toe ons te engageren om te dienen.

God is oneindig meer realistisch dan al de beste menselijke programma’s tegen alle afwijzingen en
alle leugens waarvan de armen het slachtoffer zijn. Onze liefde voor de naaste mag zich niet
opsluiten in programma’s die alleen maar nuttig zijn, noch de armoede beperken tot enkele soorten
armoede! Op die terreinen vooruitgang boeken vereist een bewustwording van zijn eigen vormen
van armoede en, fundamenteler, roept dit op tot een levend geworden eenheid met Christus en een
hart dat de kleinsten onze broeders zeer nabij is.

Hij heeft een verbond met ons gesloten

Onze armoede is onze rijkdom, onze nood en onze vreugde in de relatie met de andere. Samen op
bedevaart doet ons dit ervaren, in het spoor van Maria en Bernadette: “Ik ben ongelukkig, maar ik
ben gelukkig. Het is het feit erkend te worden, met anderen over mijn lijden te kunnen spreken. Men
ziet de vreugde in de ogen van de andere.”
(La Joie, p 9) Wanneer men zich samen door Christus laat
zien, wordt men arm zoals Hij, bedelend om de liefde van de Vader en dankbaar voor het ontvangen
leven. De dienst aan de armen wordt dan het broederlijk delen van het leven van onze broeder Jezus
zelf, de eerstgeboren Zoon. Ons bestaan wordt de plaats van het nieuwe verbond van God met de
mens in Christus.

“Ik wil niet arm zijn, ik wil Hem zijn” (een karmelietes).